ARTICLE – APRIL 2019 (Dutch only)
Hadassah Emmerich in De Garage Mechelen
Over het exotische en het erotische
door Nina Folkersma
gepubliceerd in H Art, no 191, 2019
Gespreide benen, opengevouwen billen, fallische vormen die geplooide openingen binnendringen … Wie binnenstapt in de tentoonstelling van Hadassah Emmerich in De Garage in Mechelen betreedt een uiterst erotisch universum.
De Nederlandse kunstenaar Hadassah Emmerich (1974), die sinds enkele jaren in Brussel is gevestigd, is bekend van haar weelderige, zinnenprikkelende schilderijen. Maar niet eerder waren haar werken zo uitgesproken seksueel en tegelijkertijd zo onderkoeld en geabstraheerd. Deze ‘dubbelzinnigheid’ vertaalt zich ook in haar kleurenpalet, waarin warme huidskleuren samenvloeien met koele grijstinten, en in de schaal van haar werk, die varieert van intieme werken op papier tot een monumentale muurschildering.
Hadassah, kan je vertellen hoe de nieuwe werken, die een nieuwe fase in je artistieke praktijk markeren, tot stand zijn gekomen?
Als schilder ben ik al zeer lang geïnteresseerd in het exotische en het erotische. Aan exotisme kleeft een belofte van een soort seksualiteit, van een erotiek die ’primitiever’ of mysterieuzer is. Denk aan de kalendermeisjes of het stereotiepe van de onderdanige Asian girl. Dat soort verlangens en projecties, die je heel fout of politiek-incorrect zou kunnen noemen, fascineren mij. Ik heb deze interesse gekoppeld aan een kleurenonderzoek, dat ook gaat over de aantrekkingskracht van bepaalde kleuren en onze reacties daarop. Een belangrijk boek voor mij was What Color is the Sacred? van Michael Taussig. Hij maakt daarin een onderscheid tussen chromophobia en chromophilia en schetst aan de hand van vele voorbeelden uit de ons omringende visuele cultuur hoe de de Westerse wereld als het ware een angst kent voor felle, gesatureerde kleuren. Men associeert die felle kleuren met primitievere culturen, terwijl men koelere kleuren verbindt aan beschaving en intellect. Binnen mijn palet probeer ik die tegenstelling te doorgronden en te doorbreken, door die zogenaamd tropische kleuren te vergrijzen. Ik ben op zoek naar een universeel palet, dat niet pastel is, niet tropisch, maar ook niet te vergrijsd. Het luistert allemaal zeer nauw, het is steeds een gevecht tussen naar de voorgrond halen en weer terugdringen. Dus naast de thematiek speelt ook de techniek een grote rol in het nieuwe werk. Dat heeft te maken met de andere manier van schilderen waarmee ik drie jaar geleden ben begonnen. Ik werk nu met sjablonen uit vloervinyl die ik eerst inrol met drukinkt of olieverf en vervolgens afdruk op doek of papier, of rechtstreeks op de muur zoals bij de grote muurschildering in De Garage.
De titel van de tentoonstelling, The Great Ephemeral Skin, is ontleend aan een hoofdstuk uit het boek Libidinal Economy van de Franse filosoof François Lyotard. Waarom heb je voor deze titel gekozen?
In eerste instantie koos ik die titel intuïtief vanwege de combinatie van de woorden ‘huid’, ‘groot’ en ‘efemeer’. De huid is het meest concrete van ons lichaam, het houdt alles als het ware binnen en onze huidskleur definieert ons voor een belangrijk deel – om dat dan te zien als een efemeer concept vind ik buitengewoon interessant. Het zit vol tegenstellingen: ‘the great’ impliceert dat het een vorm heeft, iets groots of fantastisch, maar tegelijk is het vluchtig en ongrijpbaar. In het eerste hoofdstuk beschrijft Lyotard op een heel analytische manier hoe een lichaam wordt ontleed en uitgespreid tot een band van zintuigen, een Möbiusband die almaar ronddraait en geen binnen- of buitenkant kent, maar puur een soort libidineus verlangen is. Tegenstrijdigheden blijven daarbij bestaan en kunnen nooit worden opgelost – ik vind dat een prachtige metafoor eigenlijk. En de titel refereert natuurlijk ook aan die stukken vinyl, die als afgelegde huiden in de ruimte hangen. De techniek waarmee ik werk bestaat bij de gratie van die huiden.
Lees het volledige artikel in H ART #191